Ongehoord geleerd

(Eerder gepubliceerd op arbo-online.nl)
Mijn collega en ik hebben recent een intensieve mailwisseling gehad met een bezorgde moeder. Met een postpuber en een pseudovolwassene in huis ken ik het begrip ‘bezorgde moeder’ van dichtbij. En dan heb je ook nog ‘bezorgde moeders die zich ermee gaan bemoeien’. Menig docent neemt aan de vooravond van de rapportbesprekingen de procedures rond agressie en geweld nog eens door. Omdat wij er voor geleerd hebben, gaat deze moeder bij ons te rade. Zo werkt dat: je gelooft de mensen die er voor geleerd hebben.

Moeder belde ons dus bezorgd: dochterlief studeert iets waarbij ze nogal wat decibellen op haar oren krijgt. En ze heeft klachten die lijken op de verschijnselen van beginnende gehoorschade. Met een snelle anamnese van mijn kant kon Oost-Indische doofheid worden geëlimineerd. Wij hebben haar bijgepraat over de wettelijke verplichtingen rondom gehoorbescherming en voorlichting. De vertwijfeling werd nog groter: “Waarom heeft de school mijn dochter hier niets over verteld? Waarom heeft de school geen gehoorbescherming geregeld? Waarom heeft de school geen voorlichting gegeven?”
Helaas hoort ‘arbo’ nog steeds niet tot de standaard lesstof bij beroepsopleidingen, afgezien van een aantal zeer te prijzen initiatieven. Waarom lukt het niet om dat van de grond te krijgen? Ik heb vele malen gastlessen gegeven aan MBO’s en HBO’s. Fantastisch werk, die dialoog met jongeren: praten over hun dromen, die prachtige baan die aan het eind van hun opleiding ligt te wachten … en als koude douche de harde realiteit van lawaaidoofheid en RSI.
Geef mij een ton en ik reis het hele jaar met een beamer op mijn rug langs de scholen. Laat mij dat bij universiteiten dan een beetje vroeg in het seizoen doen, zodat ze op tijd worden voorgelicht en onderricht over de risico’s van het in brand steken van Sinterklaaspakken tijdens de ontgroening. Of valt dat niet onder de Arbowet? Daar valt best nog wel een boom over op te zetten. Ik wacht met grote belangstelling de jurisprudentie af.
Die studenten geloven (meestal) wat wij ze vertellen. Want wij hebben er voor geleerd. En wij spijkeren onze kennis bij door te rade te gaan bij de echte geleerden, de wetenschappers, de onderzoekers en de hoogleraren. Soms word je op je wenken bediend. Precies tijdens onze dialoog met de bezorgde moeder kreeg ik twee publicaties van geleerden onder ogen. Ik citeer:
– “Een op de tien jongeren in Nederland heeft op jonge leeftijd al een onherstelbare gehoorbeschadiging opgelopen. Dat blijkt uit de eerste gegevens van een onderzoek dat wordt uitgevoerd door audioloog Jan de Laat van het Leids Universitair Medisch Centrum.”
– “Zwelt onder de jeugd van tegenwoordig inderdaad een epidemie van doofheid aan? Ad Snik, audioloog aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, heeft op dit punt geen behoefte aan nuance: ‘Daarvan is absoluut geen sprake.’ Hij ziet in zijn praktijk geen jongeren met ernstige gehoorschade door koptelefoons, en ook een recent onderzoek onder 350 jongeren in Nijmegen heeft ‘geen decibel aan gehoorverlies’ kunnen aantonen.”

Is hier sprake van een vreemd geografisch-fysiologisch effect? Ik heb mijn twijfels. Bezorgde moeders, deskundigen en studenten hebben recht op consistente informatie. Dergelijke tegenstrijdige publicaties die elkaar binnen enkele maanden opvolgen, vind ik ongehoord (met excuses voor de woordspeling).
Ik ben in verwarring. Snik…

Ruben

N.B. vooraf: misschien komen enkele passages nogal grof over. Hoewel deze blog uit mijn brein is ontsproten, probeer ik hiermee uitsluitend de stupiditeit van deze aasgierige, hufterige actie van De Telegraaf te illustreren (http://www.nu.nl/binnenland/2247067/telegraaf-belt-ruben-vliegramp.html).

Ring – Ring – Ring
‘Goedemorgen, met de behandelend arts van Ruben. Wat kan ik voor u doen?’
– Hallo, u spreekt met een journalist van De Telegraaf in Nederland. Is er al familie van Ruben gearriveerd?
‘Nee, nog niet.’
– Mooi.
‘Wat zegt u? Mooi?’
– Nee, de lijn is wat slecht. ik zei.. morgen. Ze komen zeker morgen? Mag ik Ruben even van u?
‘OK, maar hou het kort, want hij ligt op de Intensive Care, en mag eigenlijk niet bellen. Zoals u misschien heeft vernomen is hij met een vliegtuig te pletter gevallen, en in dat soort gevallen hebben eigenlijk alle inzittenden een zware hersenschudding. En dan moet je rust houden, Ruben dus ook.
– Ja, ja, ik hou het kort.
– Hoi Ruben, met Elly van De Telegraaf.

‘Tante Elly!!! Wat ben ik blij dat je belt.. Ik ben zo alleen, er zitten allemaal slangetjes in mijn neus en mond, en ik heb vreselijk hoofdpijn. En dit is niet mijn eigen bed. Waar is iedereen?
– Nee, Ruben, ik ben niet tante Elly. Ik ben journalist. Ik werk bij een krant. Weet je, Ruben. Jouw verhaal is booming. Over de hele wereld ben je op TV, en je staat op alle voorpagina’s van de kranten. Natuurlijk ook op die van ons. We schatten in dat we 40% meer kranten verkopen dan normaal. Wat vind je daarvan?
‘Leuk voor jullie, maar wat moet ik daarmee? Ik heb pijn in mijn hoofd. Mag ik ophangen?
– Ja, ja, Ruben. Ik ben bijna klaar, maar het mooiste komt nog. Weet je… dankzij jou verkopen we dus veel meer kranten, en wij vinden dat jij daar ook wel van mag profiteren. Je hebt tenslotte nogal wat pech, toch?
‘Ik weet het niet, ik snap het allemaal niet zo. Zal ik mijn moeder even geven?
– Chèèèèèèèèf!!! Hij vraagt of we zijn moeder even willen spreken. Wat moet ik nou zeggen?
— Niks zeggen, daar zijn wij niet voor. Probeer hem even gerust te stellen. Vraag maar hoe zijn vakantie is geweest. En daarna gewoon doorpraten over die bonus.
– Hoe was je vakantie, Ruben?
‘Dat was heel leuk, we hebben ook de nieuwe voetbalstadions gezien. Binnenkort ga ik met mijn vader op TV voetballen kijken, het WK, en dan zien we op TV waar we zelf geweest zijn. Leuk, hè? Waar is papa?’

Wat ik hoop?
Ik hoop voor Ruben dat De Telegraaf dit hele verhaal uit een grote duim heeft gezogen. Dat zou natuurlijk best kunnen. Wie kan dat controleren?